Hier wil ik proberen wat meer te vertellen over mijn vader. Wat voor man hij was, hoe hij als vader was, als “spoorman” en dat is dus: in zijn werk. Ik meen datje juist in zijn werk iemand het beste kan leren kennen. Een dan speciaal in relatie tot anderen in dat werk. Nu mag niet worden vergeten dat hij 48 jaar was bij mijn geboorte en dat ik 22 jaar was toen hij overleed. Dat was op 4 maart 1952 en hij was dus net geen 70 jaar. Maar hij was wel compleet op. Een op zich zelf vrij lichte bronchitis was genoeg.
Aan zijn overlijden kleven voor enkele heel bijzondere herinneringen. De eerste daarvan is het terugvallen in zijn moedertaal: het Fries. Dat is voor mijn moeder, die daar geen touw aan vast kon knopen, heel erg moeilijk geweest. Het waren veelal liedjes en gedichtjes in het Fries. Uit zijn heel jonge jaren. Een tweede, voor mij erg opmerkelijke zaak, draaide om Miep. Wij hadden ons tien dagen eerder verloofd. Nu hadden wij dat al veel eerder willen doen maar hij was erop tegen. Hij vond ons nog te jong. Maar hij moet op zijn manier toch gek op haar zijn geweest. Ze werd nog wel eens door hem en moeder de Cronjéstraat mee ingenomen en kreeg tot haar onbegrepen verrassing een armband, een horloge of zoiets. Bitter weinig als zij op dat gebied was gewend, waren dat waarlijke verrassingen. Ze heeft wat dat betreft ook meer gekregen van hem dan welke van mijn zusters ook. Maar toen zijn kaars langzaam uitbrandde begon hij om haar te vragen en bleef vragen. Het lukte om Miep uit haar werk langs de Jan Gijzenkade te krijgen. “Zo is het goed” zei hij. Kort daarna zakte hij weg, heel rustig en zonder pijn.
Wanneer je dan op zijn leven terugkijkt en in grote lijnen ziet, is het niet zo verwonderlijk dat hij helemaal op was. Weduwnaar worden op je 25-ste en dan met twee heel jonge kinderen achterblijven. Een tweede huwelijk zien stranden na een lange tijd. Soms grote problemen in de werksfeer. Na de afloop van de tweede wereldoorlog jezelf terugvinden met weinig meer dan de kleren die je dan toevallig droeg. Dus 63 zijn en in materieel opzicht weer opnieuw moeten beginnen. Je laatste jaren niet meer onder je eigen dak door kunnen brengen maar onder dat van je broer. Het is zo goed voorstelbaar dat er een einde komt aan het incasseringsvermogen.
Hij heeft heel wat voor zijn kiezen gehad en leerde “the hard way” het leven te nemen en te aanvaarden zoals het komt. Maar zo heel anders dan zijn broer Willem zonder verbittering en zonder wrok. Hij ging dóór, keek zelden om en deed wat er gedaan moest worden. Hij kon zijn buien hebben, fel driftig zijn en dan was het beter om uit zijn buurt te blijven. Maar lang duurde dat nooit. Later werd hij veel rustiger en in zichzelf gekeerd. Trekkend aan zijn pijp kon hij uren achtereen met zichzelf en met zijn gedachten bezig zijn. Achteruit is de stoel, benen over elkaar en dan het liefst met de handen tussen de knieën.
Ze noemden hem wel een echte Friese stijfkop. Waarmee hem toch niet voluit recht werd gedaan. Al wist hij precies wat hij wilde en dat ook wist te bereiken. Hij heeft bewust bij de spoorwegen carrière willen maken en de lange weg die er dan ligt tussen leerling-machinist en hoofdwerktuigkundige I die hij werd is er bewijs van dat het hem is gelukt.
Als vader: toch wel vrij streng en altijd had hij de teugels strak in eigen hand. Hij was onbetwist de baas en het was een misverstand te denken dat het niet zo was. Bepaald slechte beurten waren te laat thuis komen; een weinig uitbundig rapport van scholen dergelijke vergrijpen tegen zijn orde. Hij hield de hele zaak zonder meer kort. Hij beheerde de huishoudkas en maakte later wel uit hoeveel van het salaris dat ik net begon te verdienen voor de spaarpot was en hoeveel mocht worden “verbrast” zoals hij dat noemde.
Hij heeft met mij twee keer toekomstplannen gehad. Kort na de tweede wereldoorlog was het zijn liefste wens dat ik predikant zou worden. Althans, zo liet hij zich tegenover anderen uit. Slechts één keer heeft hij het tegen mij gezegd. Later, in de laatste maanden op school, leek de handel hem wel wat. Het was het laatste wat ik dan ook wilde doen. En dan denk je veel, veel later wel eens: zou hij nu op een wolkje zitten te grinniken?
Een opmerkelijke eigenschap die op mij veel indruk heeft gemaakt was zijn onverstoorbaarheid, die af en toe aan het legalisme grensde. Maar wie weet houdt dat meer verband met de opvatting: zo is het nu eenmaal, ik kan er niets aan doen, dus maak er maar het beste van. Dan denk ik aan die krankzinnige situatie waarin ik hem in september 1944 eens vond. Wij woonden toen nog in Zutphen aan de Heeckerenlaan 61. In die fase van de oorlog had Duitsland in de lucht niets meer in de melk te brokkelen en alles wat zich over de rails bewoog was prooi voor de Engelse jachtvliegtuigen. Door de spoorwegstaking reden er alleen nog Duitse treinen. Op het rangeerterrein in Zutphen werd een munitietrein beschoten. Het liet zich niet zo erg aanzien. Maar die trein moet in brand zij geschoten wat twee uur later was het donderen zoals wij nog nooit eerder meegemaakt hadden. Moeder zat bij de kapper en ik moest naar de stad om gloeikousjes voor het gaslicht te zien te krijgen. In de straten regende het granaatscherven, ruiten waren er nog nauwelijks heel. Maar doordat wij vrij dicht bij het rangeerterrein woonden (dat zal 800 of 900 meter zijn geweest) ging het meeste kennelijk over ons huis heen volgens de wetten van de kogelbaan. Toen ik na alle doodsangsten thuis kwam stonden alle ramen open en stond vader heel rustig (met pijp) in de keuken aardappelen te schillen. Als of er geen regen van granaten over ons huis was gekomen en alsof er geen halve spoorwegwagon door de lucht was gevolgen. Geen greintje emotie was er bij hem te bespeuren. Dat heb ik nooit begrepen.
Een ander voorbeeld: in september 1945 trokken wij van Zutphen naar Haarlem. Oom Wim had na vele jaren weer contact met zijn broer Sake gezocht. Zijn vrouw, die dat contact nooit wenste, was overleden. Hij had een heel huis voor zich zelf, wij hadden niets. Ja, wat meubeltjes die aan NSB-er behoord hadden en die aan oorlogsslachtoffers in bruikleen waren gegeven. Maar dat kleine beetje moest wel naar Haarlem. Kon mee met een auto van het Militair Gezag, maar: onder begeleiding. Hetgeen betekende: vader moest er zelf op passen en dus mee met die vrachtwagen. Dat leek ons voor hem wel leuk te zijn, want moeder en ik moesten met de trein en dat was toen helemaal niet leuk. Vaak in goederenwagons met houten banken of kisten. Ergens halverwege, in de buurt van Hoevelaken, waar weg en spoorlijn een heel stuk parallel lopen (ook toen al) haalde de trein de vrachtauto in. En vader Sake zat daar achter op de neergelaten laadklep, zich met een hand vasthoudend. Het beeld is pas veel later in alle harde werkelijkheid tot me doorgedrongen. Maar er is nooit over gesproken.
Dan nog wat over zijn werk. Ik heb al eens gezegd: hij was een wat wij nu noemen ” law and order man”. Juist in zijn werk, waarop hij helemaal gek was en waar hij volledig in op kon gaan. Zoals hij thuis de strenge vader was. Wie zijn werk goed deed, had geen last van hem, kreeg op zijn tijd een vriendelijk woord of schouderklopje. Maar wie het met de werktijden wat minder nauw nam , af en toe een steekje liet vallen, had aan hem een kwaaie. Bij zijn 40-jarig jubileum, toen hij al HWTK was, viel het op hoeveel cadeautjes er toch waren van machinisten, leerlingen, opzichters, e.d.. En ze deelden gelijk op met de ingenieurs van het Utrechtse hoofdkantoor in de vele flessen drank die hij ergens op de kop had getikt. Maar er zijn er genoeg door hem de deur uitgezet en die dan een andere baan konden zoeken. Dat heeft hem in Hoofddorp in ernstig conflict gebracht met de opkomende vakbonden. Dat sloeg weer door naar Utrecht, waar hij het aan de stok kreeg met een socialistisch gezinde hoofdingenieur. Het werd een rechtzaak, ging hard tegen hard, hij werd in het gelijk gesteld maar werd wel enkele rangen teruggezet. Twee jaar later was het allemaal weer ingehaald.
Er is nog zoveel te zeggen over hem. Maar het beeld blijft toch hetzelfde. Daarom alleen dit: voor mij is hij nog veel te vroeg gestorven. Ik had hem zo veel langer willen meemaken. Maar het was nu eenmaal niet anders.